Op deze pagina zijn een aantal, in de archeologie, gangbare begrippen nader toegelicht

 

Eestvloer

Drooginrichting voor mout enz., gewoonlijk met een van onderen verwarmde vloer


Potstal

Een stal waarbij de mest op gezette tijden wordt bedekt met een nieuwe laag stro. Vroeger werden in plaats van stro ook heideplaggen gebruikt. De essen werden met dit mengsel uit de potstal bemest.

Door deze manier van werken komt het vee steeds hoger te staan. Als het mengsel van mest en stro een bepaalde hoogte heeft bereikt, wordt de stal geleegd. De ondertussen goed aangestampte en gerijpte mest wordt verspreid over kavels die worden gebruikt voor de akkerbouw.


Spieker

Een voorraadschuur waar graan opgeslagen wordt. Spieker is een oude verbastering van het woord spicarium, spica is Latijn voor graan. Dit woord voor graanopslagplaats vinden we door heel Nederland maar vooral in het noorden en het oosten van Nederland.Rijksmuseum van Oudheden, Leiden "Archeology of the Netherlands" Elsloo


Celtic fields

Prehistorisch akkercomplex waarbij de afzonderlijke akkers zijn omzoomd door wallen; vaak in een kenmerkend schaakbordpatroon.


Meloenkraal

Deze kralen uit de Romeinse tijd zijn gemaakt van glas. Verticaal lopen ribbels, waardoor de kraal een beetje op een meloen lijkt; vandaar de naam. Regelmatig zijn deze kralen samen aangetroffen met kralen van ander materiaal, waarmee ze ooit een snoer vormden.


Toetssteen

Basaniet, lydiet (lydische steen), kiezelei of toetssteen is een felsisch uitvloeiingsgesteente, rijk aan alkalimetalen.

Basaniet werd gebruikt als toetssteen om goudkwaliteit te controleren: er is een verschil in kleur te zien wanneer men verschillende kwaliteiten goud erop schraapt. Ook de hoeveelheid goud die op de toetssteen blijft liggen na het schrapen geeft een indicatie over de zuiverheid (hoe zuiverder, hoe zachter) van het goud.


Aardewerk Raeren

Het pottenbakkerijmuseum Raeren heeft een belangrijke verzameling keramiek. Raerens aardewerk zoals kannen en kruiken werd in de 15e eeuw in heel Noord-Europa gebruikt. Deze zijn dan ook te zien op Vlaamse en Hollandse schilderijen uit 16e en 17e eeuw. Een van die schilderijen is de boerenbruiloft van Pieter Brueghel de Oudere

Vanaf de 16e eeuw raakten pronkkruiken in zwang. Dit keramiek in Renaissancestijl was rijkelijk versierd en diende als drink- en schenkvaten. Deze waren in trek bij vele hoven in Europa. Daarom is het niet verwonderlijk dat Raerens aardewerk in vele Europese musea te vinden is.

De meest omvangrijke en compleetste verzameling Raerens keramiek is natuurlijk in Raeren te vinden. De collectie is aangevuld met vondsten uit archeologische opgravingen. Het Pottenbakkerijmuseum Raeren is gehuisvest in de burcht van Raeren(14e-16e eeuw). Het museum geeft inzicht in de technologische en kunsthistorische ontwikkeling Raerens keramiek. De sociaal-culturele context wordt ook belicht.

Op de site van het Pottenbakkerijmuseum wordt zowel met foto 's alsook met een film e.e.a. uitvoerig toegelicht


Aardewerk Westerwald

Streek in het Rijnland waar in de 17de eeuw artistiek belangrijk steengoed werd geproduceerd. Dit was te danken aan de vele pottenbakkers uit andere delen van het Rijnland die zich omstreeks 1590 hier vestigden, waardoor de streek al spoedig de bijnaam "Kannenbäckerland" verwierf. Het Westerwald steengoed is grijs; vroege stukken hebben een blauw glazuur, stukken vanaf het midden van de 17de eeuw een mangaanpaars glazuur. De decoratie werd meestel gestempeld of in Kerbschnitt aangebracht; reliëfdecors komen echter ook voor.


Aardewerk Siegburg

(Rijnland) Stad waar sinds de middeleeuwen steengoed wordt gemaakt; van het aardewerk werden de Siegburger kannetjes (Jakobakannetjes) overbekend. De industrie was in handen van enkele families en de beste producten zijn uit de tweede helft van de 16de eeuw. In 1632 werd bijna wit Steinzeug met dun, kleurloos glazuur gemaakt. In de vroege periode komen trechtervormige kruiken voor en in de tweede helft van de 16de eeuw Schnellen, Baardmankruiken, Schnabelkannen, en kruiken in de vorm van uilen.


Motte (kasteel)

Een motte is een vroeg-middeleeuwse kunstmatige heuvel, opgeworpen in vlak land en vaak versterkt door een wal, palissade, grachten en/of struikgewas. Op een motte werd vaak een donjon, kasteel, burcht of verdedigingswerk aangelegd.

In onze gemeente is kasteel Limbricht een voorbeeld van een Mottekasteel


La Tene (armband)

Glazen La Tène-armbanden zijn kenmerkend voor de late IJzertijd. De naam verwijst naar een belangrijke IJzertijdcultuur, genoemd naar de gelijknamige vindplaats in Zwitserland. Ze kunnnen 1-, 3-, 5- of 7-ribbig zijn. De kleur van het glas varieert van vrijwel blank tot diepgroen, -blauw of -paars.


Terra Sigillata

(Latijn voor gestempelde aarde) Luxe Romeins draaischijfaardewerk dat vaak voorzien is van een pottenbakkersstempel op de binnenzijde van de bodem. Terra sigillata heeft een hard homogeen baksel dat rood van kleur is en een opvallende en goed herkenbare rode (later ook oranje) glanzende deklaag heeft.

De kleur is het gevolg van de keuze voor een fijne klei met een hoog ijzeroxydegehalte en deze vervolgens -> oxyderend te bakken op een temperatuur van 920 tot 960°C. Ook de deklaag werd uit die klei gewonnen. De meeste produkten zijn onversierd, al komen versierde vormen ook voor. Deze versieringen zijn niet aangebracht in het baksel, maar liggen er als een reliëf op. Deze zijn gemaakt door middel van vormschotels, appliques, radstempels of barbotine. Soms komt ook aardewerk met ingesneden versieringen voor. Er werden vooral kommen, borden en schalen van gemaakt.

Het oudste terra sigillata dat in de Lage Landen wordt aangetroffen werd vervaardigd te Arezzo (It.) en heet dan terra arretina of Arretijnse sigillata. Het wordt gekenmerkt door een felle rode deklaag en werd vervaardigd tussen ca. 30 v.C. en 50 n.C. ln de Lage landen werd de import ervan omstreeks 25 n.C. vervangen door aardewerk uit het zuiden van Frankrijk. Deze Zuid-gallische sigillata werd reeds in de eerste jaren na het begin van de jaartelling o.a. vervaardigd te La Graufesenque (bij Millau), Lyon, Montans en Banassac (vanaf ca.60 n.C.). 


Maalsteen

Maalsteen voor het met de hand malen van granen.

Bij het malen bewoog men met de hand de bovenste steen (loper) heen en weer over de onderste kei (ligger). Met heen en weer gaande bewegingen kon men op eenvoudige, maar vermoeiende wijze graan tot meel vermalen. Dat de maalstenen daarbij afsleten is logisch. Wel had dit tot gevolg dat het meel verontreinigd raakte met steenslijpsel.

Vondsten in het buitenland hebben duidelijk gemaakt dat dit tot gebitsproblemen heeft geleid.

Het aantal definities voor maalsteen is waarschijnlijk, zoals wel vaker het geval is, even groot als het aantal auteurs die hier over schrijven. Het heeft dan ook geen zin hier een eindeloze opsomming te geven van definities; het belangrijkste is te bepalen wat over het algemeen onder het woord Maalsteen wordt verstaan:

- “Een door de mens vervaardigd werktuig, al dan niet vervaardigd uit natuursteen, met als doel het verkleinen, vermalen, desintegreren en/of vergruizen van eender welke grondstof waarna deze verder kan verwerkt worden tot een afgewerkt product”.

Maak jouw eigen website met JouwWeb