Deel 1. Het dodenbestel in de regio Sittard in de Steentijd, Brons- en IJzertijd

 

De vergankelijkheid van het leven uitgedrukt in tastbare monumenten

Er is vreugde bij de geboorte van een kind, verdriet als van een dierbaar iemand afscheid wordt genomen. Vrijwel alle culturen besteden bijzondere aandacht aan het ritueel dat plaatsvindt om de overledene te eren, ook al gaat men uit van heel verschillende opvattingen. De aanleiding voor dit proces kan meerdere oorzaken hebben. Zo kan men in de veronderstelling verkeren dat de dode op reis gaat en dat hij voor die reis het nodige voor onderweg dient mee te nemen. Er zijn voorbeelden te over van graven waarin karren, paardentuig en voedsel worden aangetroffen. Bij anderen speelt de angst voor kwade geesten, die door giften gunstig gestemd dienen te worden, een hoofdrol. Het offeren van dieren en soms zelfs van mensen, zoals bij de Inca’s, komt niet zelden voor. Maar ook dankbaarheid voor de prestaties die iemand tijdens zijn of haar leven heeft geleverd geven aanleiding tot een bijzonder grafritueel. Bekende hedendaagse voorbeelden daarvan zijn de uitvaarten van prinses Diana en Herman Brood. Het verlies van een geliefde en het ontstane verdriet kan mensen bewegen bijzondere grafceremoniën te bedenken. Sinds enkele jaren is het in zwang om een specifiek ontworpen grafkist te hebben, desnoods in de vorm van een raceauto of piano. Ook de urnen krijgen steeds exotischer vormen. Als laatste nieuwigheid kan de as van de overledene in de ruimte worden geschoten of zelfs worden getransformeerd tot een diamant.

De eerste sporen van begravingen uit het verre verleden zijn onder andere terug te vinden in Franse grotten waar Neanderthalers leefden. Uit het aangetroffen stuifmeel is gebleken dat zij de overledenen soms bestrooiden met bloemen.

Uit de Steentijd en in navolgende perioden zijn vele (tijdsafhankelijke) vormen van begravingen bekend. De belangrijkste manieren van begraven zijn het rechtstreeks begraven, wat met een wetenschappelijke term ‘inhumatie’ wordt genoemd, en het begraven ná crematie. Meestal werd een dode op een stapel hout gecremeerd. De overgebleven crematieresten werden verzameld en kunnen op meerdere manieren ter aarde zijn besteld:

  1. In een urn (meestal een gewone om maar niet in dit geval van ‘doodgewone’  kookpot te spreken…).
  2. In een zogenaamd ‘beenderblok’, waarbij de crematieresten in een doek of een stuk leer worden opgeborgen en begraven.
  3. Directe begraving van de losse resten.

De plek van de begraven urn werd soms gemarkeerd met een grafheuvel, al dan niet omgeven door een palenkrans.

De grafheuvel ontstond door grond uit een ronde greppel naar het midden toe op te werpen. Bij een zogenaamd ‘langbed’ is de grafheuvel langwerpig en zodoende voorzien van twee parallelle greppels.

Bandkeramiek, de eerste boeren begraven

In onze directe omgeving zijn de eerste bewijzen van het dodenbestel in de prehistorie pas te vinden in de bandkeramische cultuur rond 5000 jaar voor Christus. In Elsloo is een grafveld gevonden met 113 begravingen en crematies. De bovenste lösslaag is kalkarm; daardoor blijft het botmateriaal niet behouden. Wat soms overblijft is een verkleuring in de grond in de vorm van een lijksilhouet op de plek waar het lichaam ooit heeft gelegen. In de graven worden grafgiften aangetroffen die afhankelijk zijn van het geslacht van de overledene. Maalstenen bijvoorbeeld voor een vrouw en bijlen en speren voor een man. Als teken van levenskracht zijn de vrouwen soms bestrooid met rode haematiet-kleurstof.

 

De Steingroep, een nog onbekende cultuur

De naam ‘Steingroep’ is afgeleid van de neolitische grafkelder die in 1963 te Stein werd ontdekt. De vondst was zo uniek dat men heeft besloten om over het graf heen, een compleet museum te bouwen. Tot op heden is van de cultuur van de ‘Steingroep’ die te plaatsen is in het tijdvak van 3450 tot 2500 jaren vóór Christus zeer weinig bekend. Resten van woningen zijn nog nooit aangetroffen. De grafkelder van Stein meet 5,5 bij 1,75 meter en heeft een vloer van grote en kleine maaskeien.

De gereconstrueerde houten dakondersteuning is op de foto goed te herkennen. Het graf bestaat uit drie gedeelten; er zijn crematies van ten minste vijf volwassenen en een kind aangetroffen. Meer dan 100 kunstig bewerkte stenen pijlpunten zijn hier gevonden. De bouwers van het graf behoorden mogelijk tot een Franse cultuur die zich naar het noorden heeft uitgebreid met Stein als noordelijkste punt.

Onlangs zijn er tot ieders vreugde, sporen van Stein-aardewerk gevonden bij het archeologisch onderzoek achter het tankstation aan de Urmonderbaan, dus nog een teken dat er een nederzetting moet zijn geweest. Ondanks verwoede pogingen zijn er helaas nog steeds geen woningplattegronden gevonden.

Brons- en IJzertijd, grafheuvels en greppels

Uit de Midden Bronstijd, zo’n 3000 jaar geleden, zijn enkele losse kringgreppels met crematieresten bekend. Ze werden te Sittard gevonden op twee plaatsen in het Hoogveld, ongeveer waar nu de Frankenlaan en de Braunigerstraat zijn gelegen. De kringgreppels hadden een doorsnede van 13 tot ruim 23 meter! Uit onderzoek is komen vast te staan dat één van de gecremeerden een persoon was van 10 tot 15 jaar oud was, twee anderen hadden een leeftijd van 20 tot 40 jaar.

 

Bij het archeologisch onderzoek voorafgaande aan de bouw op het Hoogveld, ontdekte men een tweetal grafvelden uit de IJzertijd (zie tekening). Het betrof het eerste IJzertijdgrafveld in lössgrond dat in Nederland compleet is opgegraven. Het is gelegen rond de Hoogveldlaan, de ontsluitingsweg naar de Hasseltsebaan.

Het oudste grafveld stamt uit de Midden IJzertijd: het werd circa 750 voor Christus in gebruik genomen en bestaat uit circa 92 graven. Tien stuks hiervan zijn voorzien van een grafheuvel en een kringgreppel met een doorsnede tot wel 20 meter. Dit is afwijkend voor de rest van het land, waar juist de kringgreppels overheersen. Eén van de graven was een zogenaamd ‘langbed’, te herkennen aan de twee streepjes op de tekening.

Driekwart van de crematies bevond zich in een urn, de rest werd ter aarde besteld als ‘beenderblok’. De urnen zaten net onder de bouwvoor en waren vaak beschadigd door de ploeg. Bij het uitnemen vielen ze in honderden stukjes uiteen. Enkele urnen zijn gerestaureerd en staan in museum Het Domein. Soms werden er bijgiften aangetroffen in de vorm kleine potjes of zelfs één keer van een stenen polsbeschermer die gebruikt werd bij het boogschieten.

Een unieke grafvondst, weliswaar in fragmenten, was een ‘Cista a cordoni’ een bronzen ribbelemmer (circa 450 tot 350 vóór Christus) die als urn is gebruikt. De emmer stamt waarschijnlijk uit Noord-Italië en werd oorspronkelijk gebruikt als mengvat bij het bereiden van drank. Ongetwijfeld heeft de bezitter ervan aanzien genoten. Uit de crematieresten kon worden afgeleid dat de man 30 tot 60 jaar oud was.

Het jongere grafveld uit de Late IJzertijd is uit de derde of tweede eeuw vóór Christus en telt twintig graven. Er werden onder andere barnstenen kralen en twee ijzeren mantelspelden gevonden.

Aan de zuidkant van het Hoogveld ter hoogte van de Cavaleriestraat troffen archeologen enkele onduidelijke grafmonumenten of cultusplaatsen aan. Eén ervan bestond uit een vierkante greppelstructuur van 37 bij 38 meter.

Opmerkelijk is het feit dat er geen begravingen van zuigelingen werden gevonden, mogelijk waren er voor die groep afwijkende rituelen.

Tüddern, een leeggeroofd grafveld

In Tüddern op de Westerheide, gelegen op enkele honderden meters van het Sittardse grondgebied, zijn reeds in de 19e eeuw een aantal IJzertijd-grafheuvels ontdekt. Diverse malen zijn de grafheuvels, waaronder enkele ‘langbedgraven’ geplunderd. Gelukkig zijn er wel enkele schetsen van gemaakt. Op een ervan is een viertal urnen, al dan niet met deksel, te zien. 

Ook de komst van het ter ziele gegane ‘Safaripark’ precies op de plek van het grafveld, heeft niet veel eer bewezen aan de cultuurhistorie. Op de foto is nog net een leeuw te zien die de wacht houdt op een grafheuvel. Het unieke monument dat heden ten dage zeker meer aandacht gekregen zou hebben, moet jammer genoeg zo goed als verloren worden beschouwd.

Ongetwijfeld zullen er meer grafheuvels en grafmonumenten in het landschap zijn geweest. Door diverse oorzaken zijn er heel wat verloren gegaan. Vooral de ontginning van ‘woeste’ landen in de Middeleeuwen heeft een aanzienlijke bijdrage geleverd aan het verdwijnen van grafheuvels. Het Hoogveld was voor de nieuwbouwwijk een keurig vlak akkerland waar niemand een prehistorisch kerkhof met grafheuvels zou vermoeden!

 

 

(Ries van Doorn 2005 - nr. 3)

P.S. Thans is in Tüddern op de plek van het grafveld een plaquette geplaatst met relevante informatie.