Bandkeramiekers, de eerste boeren van Sittard.

 

Dat loss vruchtbare grond is, heeft men al heel vroeg geweten. Vanwege deze vruchtbare aarde trok ooit vanuit het zuidoosten van Europa via een lange weg een tot dan toe onbekend volk Zuid-Limburg binnen?

Het waren de Bandkeramiekers op zoek naar akkerland. De naam Bandkeramiekers danken ze aan de specifieke versieringstechnieken van hun aardewerk. Zij leefden in een tijd van verregaande veranderingen. Had men tot zo'n dikke 5000 jaar voor Christus altijd geleefd van de jacht, nu brak een tijd aan waarin vooral de landbouw centraal zou gaan staan.

De jager/verzamelaars leiden veelal een zwervend bestaan dat enerzijds afhankelijk was van het aanbod van voedsel en anderzijds van het heersende klimaat. Landbouwers daarentegen waren gebonden aan hun akkers die met veel moeite ontstonden na het kappen en/of afbranden van de alom hier aanwezige eikenbomen. Aan hun vaste woningen konden ze meer zorg besteden. Het was immers niet langer nodig om voor slechts korte tijd een tent of kampement op te zetten. De verandering van woonvorm was ingrijpend. De boerderijen van de Bandkeramiekers zaten bouwkundig goed in elkaar. Aan de hand van een vaststaand bouwpatroon verrezen woningen die soms een lengte bereikten van wel 40 meter. De eiken staanders werden vaak meer dan 1,5 m diep ingegraven. De wanden werden ingevuld met  vlechtwerk bestreken met leem. Een techniek die nog steeds is terug te vinden in de Zuidlimburgse vakwerkbouw.

In Sittard werden de eerste sporen van deze vroegste vaste bewoners ontdekt in 1933 bij de bouw van "Villa Vrencken" naast hotel de Prins. Hier kwamen enkele "hutkommen" tevoorschijn. Bij nader onderzoek bleek het uiteindelijk te gaan om resten uit de bankeramische tijd. Dáár waar palen van een bandkeramische woning in de grond hebben gezeten, blijft een typische verkleuring in de ondergrond zichtbaar. In 1949 was het opnieuw raak, maar dit keer aan de Holleweg bij de bouw van het huis van Verhagen.

Bij de bouw van de huishoudschool vond archivaris Offermans in 1950 nogmaals scherven en verkleuringen. Het belang ervan werd in de archeologische wereld snel ingezien.

In het voorjaar van 1953 startte professor Modderman een grootschalig onderzoek waarbij in twaalf maanden ongeveer drie hectare werden onderzocht. De nederzetting bleek al snel groter dan men aanvankelijk had gedacht. In 1954 werd het bouwterrein Thien Bunder, met positief resultaat onder de loupe genomen. Alert geworden door de vele vondsten van voorafgaande opgravingen, werden in het najaar van 1956 bij de aanleg van een sportterrein aan het Stadswegske wederom sporen uit de periode van de Bandkeramiek aangetroffen.

Na een luwte in de archeologische onderzoeken van meer dan 45 jaren, werd in 2000 de draad weer opgepakt. Een drietal onderzoeken volgt elkaar snel op. Zoals eerder de bouw van de huishoudschool aanleiding gaf tot een archeologische opgraving, is dit nu het geval met de sloop van diezelfde school en de nieuwbouw van het Fontyscomplex. Ook op het terrein van de nieuwe appartementenblokken aan de Brugstraat en het Stadswegske, blijken sporen aanwezig te zijn van deze 7000 jaar oude cultuur.

Ivo van Wijk, archeologiestudent aan de Leidse Universiteit, heeft zijn doctoraalscriptie aan laatstgenoemde vondstplekken gewijd. Een korte en qua informatie ietwat tegenvallende inventarisatie volgt later nog op het terrein dat is gelegen op de hoek van de Rijksweg Zuid en de Mgr. Vranckenstraat. Bij de aanleg van de Komeetlaan in 1994, ten behoeve van de ontsluiting van de nieuwe wijk Craveld, waren trouwens ook enkele interessante vondsten tevoorschijn gekomen in de vorm van afvalkuilen en potscherven

Na al dat gegraaf en geploeter is gebleken dat Sittard in de bandkeramische tijd goed vertegenwoordigd is geweest. Er is sprake van meerdere kleinere nederzettingen. De nadruk blijkt te liggen in het gebied dat wordt omsloten door De Prins, de LTS, Thien Bunder, de IJzeren Brug en Albert Heijn. In totaal werden er meer dan vijftig boerderijen blootgelegd. De nederzettingen die zich in de loop der tijd verplaatsten, bestonden uit drie tot vijf boerderijen. 

In enkele gevallen was de nederzetting omgeven door een greppel en/of palissade. Bij één van de boerderijen werd zeer veel vuursteenafval gevonden. Dat laat vermoeden dat hier een vuursteensmid woonde. Het tijdvak waarin de Bandkeramiekers hier woonden, strekt zich uit van ca. 5300 tot ca. 4900 vóór Christus. Typerend voor vrijwel alle woningen is, dat ze in zuidoost-noordwestelijke richting zijn georiënteerd. De reden hiervoor is nog steeds onduidelijk. Verondersteld wordt dat dit verband houdt met de heersende windrichting van die tijd. 

De houten boerderijen hadden een levensduur van twintig tot veertig jaar. Als er behoefte was aan een nieuwe woning werd die vaak in de buurt van de oude woning, samen met het bruikbare restmateriaal, herbouwd.

De paalindeling binnen de woning bleek kenmerkend te zijn voor de tijd waarin de woning gebouwd is. Dit verschaft de onderzoeker de mogelijkheid plattegronden van huizen per periode te selecteren. Op deze wijze kunnen nederzettingen gereconstrueerd worden uit een veelvoud van (elkaar soms overlappende) huisplattegronden. De huizentypologie die professor Modderman ontwikkeld heeft tijdens zijn opgravingen in Elsloo en Sittard wordt tot op heden nog veelvuldig gebruikt.

Niet alleen de bouwwijze van de woning was modegevoelig, maar ook de versiering van het aardewerk. De eenvoudige lijnversiering evolueerde in de loop der tijd tot ingewikkelde patronen die werden aangebracht met behulp van meertandige spatels. Het graan, te weten  emmer, eenkoorn en spelt werd geoogst met vuurstenen mesjes. Het werd opgeslagen in ondergrondse silo's of op zolders. Tot de plantaardige voedingsmiddelen behoorden óók linzen, hazelnoten, appels en bessen. Runderen, schapen, geiten, varkens en in geringe mate jachtwild zorgden voor het benodigde vlees. In Sittard zijn van deze dieren slechts enkele tanden teruggevonden. De kuilen voor de leemwinning die vlak naast woning lagen werden gebruikt als afvalkuil. Afvalkuilen bevatten interessant materiaal voor archeologisch onderzoek. Potscherven, maalstenen, rode kleurstof, vuurstenen mesjes, bijlen maar ook verkoolde vruchten en zaden geven een indruk van de leefomstandigheden. Uit een recent geborgen afvalkuil bij de voormalige huishoudschool zijn meer dan duizend vondsten zeker gesteld, waaronder een aantal pijlpunten.

Buiten Sittard zijn er in deze regio sporen van de Bandkeramiek gevonden in Geleen, Beek, Elsloo en Stein. Na een periode van circa 400-500 jaren verdwijnt deze cultuur plotseling uit onze streek. Over de oorzaak tast men nog steeds in het duister. De grenzen van de nederzettingen in Sittard zijn nog steeds niet definitief vastgesteld. Het is zeer waarschijnlijk dat tussen Sittard en Geleen talrijke bandkeramische woningen hebben gestaan. Sittard en Geleen waren misschien toen al, als fusiegemeente, de tijd ver vooruit? Bij de tegenwoordige bouw van huizen en aanleg van wegen zal een groot deel van de bewoningssporen verloren zijn gegaan. Het wellicht nog resterende deel verdient echter alle aandacht. Opgraven staat vaak voor vernietigen van sporen, maar dan wel met behoud van alle relevante informatie. Niet opgraven bij uitbreidingen en nieuwbouw daarentegen, staat in dit geval gelijk aan het uitscheuren van de eerste bladzijden uit het Sittardse geschiedenisboek. Aangezien Sittard een bijzonder rijke geschiedenis heeft, is dat des te pijnlijker want de ontbrekende passages zullen tot in eeuwigheid nooit meer kunnen worden ingevuld!

(Ries van Doorn - 2003 nr. 4)

Maak jouw eigen website met JouwWeb