"Oud-ijzer" in Sittard

Sittard kent tegenwoordig een bloeiende bedrijfstak die is gericht op het verzamelen en verwerken van oud-ijzer. Alle bedrijven zijn gesitueerd in het noordelijk gedeelte van de stad: aan de Tüddernderweg, bij het nieuwe milieupark en aan de Nusterweg richting Nieuwstadt.

Zo'n 2500 jaar geleden had dit gebied ook al met ijzer te maken, maar dan in de vorm van ijzerwinning.

Door de lage ligging van het landschap en de aanwezigheid van de Rode Beek, is in de bodem ijzer afgezet in de vorm van moerasijzererts ook wel ijzeroer genoemd. De beek heet trouwens Rode Beek vanwege de roodbruine kleur, veroorzaakt door de opvallende aanwezigheid van ijzer in het water. Het ijzeroer (moerasijzererts) ziet eruit als plakken roestige grond die aan elkaar verlijmd lijken te zijn. Stoot men tijdens graven op ijzeroerlaag dan is er met de schop bijna geen doorkomen meer aan en moet een houweel hulp bieden.

IJzeroerlagen treft men vooral aan in gebieden met een wisselende waterstand en zandige bodem. Juist het noordelijk gebied van Sittard, ruwweg alles gelegen boven de lijn Hoogveld - Philips - Stadbroekermolen - Broeksittard - Europapark, heeft deze kenmerken.                                  

In de archeologie noemt men de Steentijd de periode dat de mensen hun gereedschap van steen maakten. Rond 2000 v. Chr. kreeg men het smelten van brons onder de knie, een techniek die oorspronkelijk uit het Midden-Oosten kwam. Dit tijdvak werd Bronstijd genoemd. Het duurde een hele tijd voordat de IJzertijd zijn intrede deed: zo'n 700 jaar voor Chr. Het is veel moeilijker ijzer te laten smelten op een temperatuur van 1500 graden Celsius dan brons, dat al rond 1100 graden vloeibaar wordt.

In Sittard zijn er duidelijk aanwijzingen dat men in de IJzertijd, maar misschien ook later, ijzererts heeft gewonnen. Bij veel opgravingen zijn ijzerslakken aangetroffen.

Op de voormalige Ovenhovenerheide zijn kuilen blootgelegd die verband houden met ijzeroerwinning.  Het erts werd ter plekke in kleine plaatselijke lemen oventjes gesmolten. Met blaasbalgen, gemaakt uit leer en hout, werd het vuur aangewakkerd om de temperatuur te verhogen.

Voor het maken van slechts één kilo ijzer had men ca. 50 kilo erts en méér dan 750 kilo eikenhout nodig !

Meestal werd het smeltpunt net niet bereikt. Het gevormde ijzer had dan het uiterlijk van een metaalachtige spons. Door heel veel smeden en telkens omkeren van het ijzer was men in staat grotere voorwerpen zoals messen en zwaarden te maken.

In de moderne tijd kom deze manier van smeden nog voor in Indonesië waar men (magische) krissen van het beroemde "damastijzer" maakt. Vooral de gelaagdheid, die aan jaarringen doet denken, is voor deze manier van bewerken typerend. 

Pas met de komst van de hoogovens kon men ijzer in grote hoeveelheden smelten en spreekt men van gietijzer. Omdat het roesten een vervelend nadeel is van ijzer, zullen er tijdens opgravingen gewoonlijk niet veel ijzeren voorwerpen worden aangetroffen, enkele uitzonderingen daargelaten.

In het Hoogveld troffen archeologen twee ijzeren mantelspelden aan van zo'n 2200 jaar oud (zie foto).

In het Europapark, in de Veluwestraat, werden 10 cm lange ijzeren spijkers uit de Romeinse tijd aangetroffen. In het Merovingisch grafveld (ca. 500-700 n. Chr.) in de wijk Lahrhof, kwamen zelfs ijzeren zwaarden tevoorschijn.

In de zestiende en zeventiende eeuw was Sittard beroemd om zijn messensmeden, maar waar die hun ijzer vandaan haalden is jammer genoeg nog niet bekend.

In Nederland was tot ca. 1880 de productie van ijzer volledig afhankelijk van erts uit eigen bodem. Vooral Midden-Limburg en de Veluwe waren de grote leveranciers van de grondstof.

De stuifzandgebieden op de Veluwe zijn zelfs ontstaan door de overmatige houtkap ten behoeve van de ijzersmelterijen !

De bewoners uit de IJzertijd zullen nooit hebben kunnen bevroeden, dat zo'n 2500 jaar later op dezelfde plek het ijzer nog diverse mensen zou voorzien in hun levensonderhoud.                                                                                                               

 (Ries van Doorn, 2002 - nr.1)

Maak jouw eigen website met JouwWeb