Een Romeins bronzen zegeldoosje.

 

De vondst die de heer C. Blaak uit Roosteren onlangs deed, mag zeker als bijzonder worden gekarakteriseerd. Als oud ingezetene van Sittard verkent hij regelmatig de Sittardse akkers met het oog op mogelijke archeologische relicten. In het Kollenberggebied trof hij een onooglijk metalen blokje aan met afmetingen van niet meer dan 2 bij 2 cm. Al bij het eerste omzichtig verwijderen van de verontreinigingen werd het uitzonderlijke karakter van de vondst duidelijk. Het voorwerp werd daarom naar restauratieatelier Kempkens te Haelen gebracht, waar het zorgvuldig werd ontdaan van alle roest en gerestaureerd. Het wezen van het artefact werd hierdoor overduidelijk. Het was een Romeins zegeldoosje

 Nu moet u niet denken aan een doosje waarin de Romeinen hun spaarzegels bewaarden; het doosje werd gebruikt bij de verzegeling van wastabletten. Wastabletten dienden als materiaal om op te schrijven. Een wastablet (‘cerae’ of ‘codices’) bestond meestal uit twee houten plankjes die bij elkaar werden gehouden door een koordje of een streng leer. De binnenzijde was een beetje verdiept; het plankje was dus eigenlijk een ondiep bakje. Dit bakje werd met vloeibare was gevuld. Na uitharding kon de was beschreven worden met een stift die ‘stylus’ of ‘graphium’ werd genoemd. De stift gemaakt van ijzer, brons of ivoor had aan de ander kant een spatelachtig uiteinde. Hiermee kon de was weer worden gladgestreken. Zo kon geschreven tekst eenvoudig worden gecorrigeerd of zelfs helemaal worden gewist.

Als men de twee plankjes dichtgeklapte (met de kwetsbare tekst aan de binnenzijde), had men een soort brief. Deze kon men verzegelen door een koordje te rijgen door de gaatjes die zich in beide plankjes bevonden. Dit koordje werd door de gaatjes aan de onderzijde van het zegeldoosje gehaald. De geknoopte uiteinden van de strakgetrokken koordjes bevonden zich dan in het opengeklapte zegeldoosje. Vervolgens werd het zegeldoosje volgegoten met vloeibare dieprode of roodbruine was. 

Om de verzegeling te voltooien drukte de verzender zijn zegelring of stempel in de nog zachte was. Het zegeldoosje werd dichtgeklapt en de brief was niet meer te lezen tenzij het zegel werd verbroken. Zegeldoosjes zijn vaak kleine kunstwerkjes. Het gevonden zegeldoosje is ooit, in de kleine vierkantjes op het deksel, geëmailleerd geweest.

Wastabletten werden vooral bij korte notities gebruikt. Voor schoolkinderen was deze voorloper van onze nostalgische lei en griffel erg handig. Soms werden meerdere tabletten bijeen gebonden. In de Griekse periode van het keizerrijk was de naam verbonden aan het aantal plankjes per set: ‘diptycha’, ‘trypticha’en ‘polyptychon’ (di=2, tri=3, poly=veel) Er werd ook - maar dat was kostbaarder - op papier en perkament geschreven. Werden de vellen opgerold; dan noemde men zo’n rol ‘volumen’. Tot een boekvorm gevouwen en samengebonden vellen werden ‘codex’  genoemd. Deze woorden hebben nog steeds een nauwe relatie met boeken. Vanaf de derde eeuw werden de meeste boeken in codexvorm uitgevoerd. Rollen bleven in gebruik, maar dan alleen voor belangrijke documenten, zoals dat tegenwoordig soms ook nog het geval is bij bijvoorbeeld oorkonden.

Het Romeinse schrift heeft veel invloed ondervonden van het Etruskisch. De Etrusken, een hoogbeschaafd volk in Italië dat door de Romeinen werd onderworpen, gebruikte het Griekse alfabet maar pasten het aan hun eigen taalklanken aan. Het schrift onderging diverse veranderingen, o.a. werden overbodige letters uit het alfabet werden verwijderd. 

Tot circa 550 vóór Christus. schreven de Romeinen van rechts naar links, nadien zoals nu gebruikelijk, van links naar rechts. In de tijd van Cicero, 106 tot 43 vóór Christus, leek het Latijnse alfabet al sterk op het huidige, alleen de letters J, U, W Y en Z waren  nog niet ingevoerd. Er waren twee soorten Latijn, het zogenaamde ‘urbanus’ het beschaafde (stads)Latijn en het ‘rusticus’ de taal van het gewone (boeren)volk. Voor belangrijke teksten, vooral bij inscripties in steen, werd het ‘monumentaal’ schrift gebruikt. Dat bestond uitsluitend uit hoofdletters. Iedere letter diende voor de juiste maatvoering in een cirkel te passen, vandaar dat men soms op stenen, in het midden van de letter, een putje aantreft op de plek waar de passer gestaan heeft.

Het cursief (lopend)schrift werd voor overige doeleinden toegepast zoals in schoolschriften en bijvoorbeeld bij graffiti op muren en aardewerk. Romeinen kenden niet de combinatie van kleine en grote letters; kleine letters werden pas ronde de zevende eeuw na Christus ingevoerd. Zonder meer kan gesteld worden dat de Romeinen een onmiskenbare invloed hebben gehad in de ontwikkeling van het tegenwoordige schrift.

Terug naar Sittard…De vraag blijft natuurlijk wat de Romein, die het zegeldoosje verloor, te zoeken had op de Kollenberg ? Was hij op doorreis van Coriovallum naar Teudorum, het Romeinse Tüddern ? Opende hij hier stiekem een geheime brief door het zegel te verbreken, waarbij hij het achteloos weggooide…?

Hoe dan ook, het gevonden zegeldoosje is een stille getuige van de hoogstaande beschaving der  Romeinen. De heer Blaak heeft inmiddels het kleinood aan Museum Het Domein geschonken, waar het een plek zal krijgen in de archeologische expositie.

Ries van Doorn