La Tène-periode
De La Tène-periode, die wordt geassocieerd met de Kelten, liep tijdens de late ijzertijd (vanaf 450 v.Chr. tot de Romeinse periode in de 1e eeuw v.Chr.) en wordt gebruikt als periodisering in Oost-Frankrijk, Zwitserland, Oostenrijk, België, Zuidwest-Duitsland, Tsjechië en Hongarije. In de vijf eeuwen van haar bestaan maakte zij een belangrijke esthetische en stilistische ontwikkeling door.
De La Tène-cultuur ontwikkelde zich zonder culturele onderbreking uit de vroege ijzertijdse Hallstatt-cultuur, gelijk met invloeden van de Griekse nederzettingen in pre-Romeins Gallië en de daarop volgende Etruskische cultuur.[1] In de 4e eeuw v.Chr. had een verschuiving naar de gevestigde centra plaats.
Artefacten uit de Hallstattcultuur en La Tène-periode zijn over een wijd gebied opgegraven, tot in Ierland, Groot-Brittannië en Noord-Spanje. Ontdekking van een rijke grafcultuur bracht tevens een wijd handelsnetwerk aan het licht. De uitvoer naar het Middellandse Zeegebied steunde vooral op de winning van zout, tin, koper, barnsteen, de vervaardiging van wol en leder, bont en gouden voorwerpen. De Keltische metaalsmeedkunst genoot algemene waardering.
Tijdsindeling van de La Tène-periode
De La-Tène-tijd wordt in vier (of drie) hoofdperioden ingedeeld:
Periode | Dechelette | Reinecke | Datering |
---|---|---|---|
Vroeg-La-Tène A | La Tène I | La Tène A | ca. 480 v. Chr. – ca. 380 v. Chr. |
Vroeg-La-Tène B | La Tène I | La Tène B | ca. 380 v. Chr. – 280 v. Chr. |
Midden-La-Tène | La Tène II | La Tène C | 280 v. Chr. tot 190 v. Chr. (regionaal tot ca. 150 v. Chr.) |
Laat-La-Tène | La Tène III | La Tène D | 190 v. Chr. tot begin moderne jaartelling |